uffgeregt
- uff·ge·regt
- Bijvoeglijk naamwoord: voltooid deelwoord van uffrege ww met het voorvoegsel uff-, met het voorvoegsel ge- en met het voorvoegsel ge-
uffgeregt
- druk, opgewonden
- «Geschder waar en grosse Daag do in Pennsylfaania. Der ganze Schtaat waar uffgeregt.»
- Gisteren was een grote dag hier in Pennsylvania. De hele staat was opgewonden.
- «Geschder waar en grosse Daag do in Pennsylfaania. Der ganze Schtaat waar uffgeregt.»
uffgeregt
- voltooid (verleden) deelwoord van uffrege
ich hab uffgeregt
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van uffrege
er, sie, es hot uffgeregt
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van uffrege