twijfelen
- twij·fe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
twijfelen |
twijfelde |
getwijfeld |
zwak -d | volledig |
twijfelen
- inergatief ~ tussen: op twee gedachten hinken
- Ze twijfelde tussen de ene jurk en de andere.
- inergatief ~ aan: het vermoeden hebben dat iets niet waar is
- Er werd aan zijn oprechtheid getwijfeld.
- geen keuze kunnen maken
- ▸ Waren ze gaan twijfelen? Nee, helemaal niet. Echt niet, verzekerde Karl hem opgelaten. Als hij en Louise het alleen konden beslissen, zouden ze allang getrouwd zijn. Maar dat was helaas niet zo.[2]
- twijfelaar, twijfelachtig, twijfelarij, twijfelgeval, twijfeling, twijfelkont, twijfelloos, twijfelmoedig, twijfelziek, twijfelzucht
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
- Het woord twijfelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "twijfelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ twijfelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be