vertwijfelen
- ver·twij·fe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vertwijfelen |
vertwijfelde |
vertwijfeld |
zwak -d | volledig |
vertwijfelen
- wanhopig makende twijfel hebben, wanhopen
- Hij vertwijfelde bij het zien van al de schade die de tsunami had veroorzaakt.
- Het woord vertwijfelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.