• troe·be·len
enkelvoud meervoud
naamwoord troebelen
verkleinwoord

de troebelenmv

  1. (politieke) onrust
    • Turkse troebelen: Toeristen lijken het doelwit van aanslagen in Antalya, Marmaris en Istanboel. Maar ze verlaten Turkije niet in paniek. Sommigen weten nauwelijks wat er is gebeurd, anderen calculeren nuchter de risico’s in: minibusjes kun je beter mijden. [1] 
    • Vlek en Wassink werken de plannen nu verder uit. "Na alle troebelen rond de vorming van de gemeente is dit een mooie gelegenheid Dinkelland op de kaart te zetten", meent Vlek. [2] 
    • Probleem van Hans is dat hij - bij wijze van spreken - de ene avond Heineken drinkt, de volgende avond Grolsch en avond drie De Koninck, elke morgen met barstende koppijn wakker wordt en iedere keer het merk bier de schuld geeft van zijn kater. Dat ie - nogmaals, het is overdrachtelijk - een probleemdrinker is, komt niet in hem op. Zelfde verhaal voor Gijs Stavinga, ooit ambtenaar bij de gemeente Enschede en verstokt SP’er. In zijn enigszins verward mailtje verwijt hij de Tweede Kamerfractie van de PvdA de troebelen in de Enschedese fractie. [3] 
84 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tubantia 29-08-06 Turkse troebelen
  2. Tubantia 08-02-08 Podium voor zakenmensen
  3. Tubantia Toon Mesman 01-11-13 Column: Stamtafel
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be