gedoe
- ge·doe
het gedoe o
- een geheel van omslachtigheden
- Dat gedoe hangt me al tijden de keel uit.
- ▸ Mijn laatste meeting was uitgelopen, waardoor ik me moest haasten om op tijd bij het familiediner te zijn dat mijn moeder met veel gedoe had georganiseerd.[1]
- ▸ De ouders hadden de kinderen van 10 en 12 na een hoop gedoe voor een halfjaar van school kunnen uitschrijven om gezamenlijk de PCT te lopen.[2]
- Het woord gedoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedoe" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Ronald Giphart e.a.“Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be