• on·lus·ten

de onlustenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord onlust
  2. alleen meervoud onenigheden, gebeurtenissen waarbij men in het openbaar laat merken dat men ontevreden is
    • Bij hevige onlusten na een vonnis over voetbalhooligans in de Egyptische havenstad Port Said zijn zaterdag zeker 22 doden gevallen 
    • `Soms, Nemo,' zei ze, 'is het nodig, dat juist iemand als ik het laatste gevecht levert. Ik vind het niet erg, vooral niet omdat hierna nooit meer onlusten zullen uitbreken in Palettania.' [1] 
86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]
  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 103
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be