• (IPA in voorbereiding)
  • tro·o·dos·ha·ge·dis
enkelvoud meervoud
naamwoord troödoshagedis troödoshagedissen
verkleinwoord troödoshagedisje troödoshagedisjes

de troödoshagedisv / m

  1. (reptielen) Phoenicolacerta troodica   een hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae  )