Triomftocht van de prins van Oranje na de slag bij Waterloo in 1815
  • tri·omf·tocht
enkelvoud meervoud
naamwoord triomftocht triomftochten
verkleinwoord

de triomftochtm

  1. feestelijke optocht of intocht van een overwinnaar of held die als doel heeft de overwinnaar te huldigen
    • Nick Cave and The Bad Seeds kwamen vorige maand nog langs in het Antwerpse Sportpaleis. Het werd een lange triomftocht. ‘Nick Cave toonde hoe het moet met een even opwindend als ontroerend concert’, schreef onze recensente.[2] 
    • Opnieuw volle bak in de Grolsch Veste vanavond, de barrière van drie miljoen tv-kijkers die waarschijnlijk wordt geslecht en stampende bierpompen in bioscopen en op pleinen. Nog nooit leefde Nederland zo intens mee met de voetbalvrouwen van Oranje als tijdens de huidige triomftocht.[3] 
    • Het maakte niet uit, ook in 2017 beleefde Hingis een triomftocht in het dubbelspel. In het gemengd dubbelspel met Jamie Murray, de broer van Andy, won ze Wimbledon en de US Open. Ze won in totaal 25 grandslamtitels, waarvan slechts vijf in het enkelspel tussen 1997 en '99.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 17/NOVEMBER/2017 door Wle
  3. Tubantia Annemart van Rhee 06-AUGUSTUS-2017,
  4. Volkskrant Robèrt Misset 29 oktober 2017