intocht
- in·tocht
- samenstelling van in en tocht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intocht | intochten |
verkleinwoord |
de intocht m
- al dan niet feestelijke binnenkomst van iets of iemand
- Ze fotografeerde de landing in Normandië, intocht in Parijs, de bevrijding van Bergen-Belsen en op dezelfde dag maakte ze met collega en minnaar David Scherman beroemde foto’s in het bad van Adolf Hitler in zijn appartement in München. [2]
- ▸ Bij maatschappijleer kregen we een opfriscursus over het communisme, zelfs de godsdienstlessen gingen plotseling over wat Jezus gevonden zou hebben van de Sovjet-Russische intocht in Boedapest.[3]
- een feestelijke, plechtige inkomst van een belangrijk persoon
- Maar in onze eigen stad, Amsterdam, laten we de kerken vooral links liggen. Alleen toen onze twee zonen klein waren en we jaarlijks naar de intocht van Sinterklaas gingen, hadden we als gewoonte om na Zijn aankomst even de Basiliek van de Heilige Nicolaas te bezoeken, de katholieke koepelkerk tegenover het Centraal Station, waar een groot beeld van de heilige in de top van de gevel neerkijkt op de voorbijgangers. [4]
- [1] invasie
- [2] aankomst, binnenkomst, inkomst, intrede. zegepraal, triomftocht
- Het woord intocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intocht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Daan van Lent 5 januari 2017
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ NRC ernard Hulsman 16 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be