Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·va·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vijandelijke inval’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord invasie invasies
verkleinwoord invasietje invasietjes

Zelfstandig naamwoord

de invasiev

  1. (militair) het binnendringen van een legermacht in een ander land
    • De invasie van Normandië in 1944 was het begin van de Bevrijding. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen