• bin·nen·komst
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenkomst binnenkomsten
verkleinwoord binnenkomstje binnenkomstjes

de binnenkomstv

  1. het binnenkomen
     De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[1]
     Dit kwam hoofdzakelijk door de onverzoenlijke blik die Jeroen haar direct bij binnenkomst had geschonken.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]