Trialogue (standbeeld in Montreal)
  • tri·a·loog
enkelvoud meervoud
naamwoord trialoog trialogen
verkleinwoord trialoogje trialoogjes

de trialoogm

  1. (communicatie) gesprek tussen drie personen of groepen
    • Gesprekken tussen godsdienstige leiders van de drie monotheïstische godsdiensten islam, jodendom en christendom noemen we een trialoog. 
    • Wanneer Arthur Lehning, Annie Grimmer en Marsman, die zijn poëzie steeds bij voorkeur luidop gelezen zag, gedrieën waren, declameerden ze het vers op straat in trialoog, waarbij ze bepaalde pasjes uitvoerden. Annie sprak het eerste gedeelte, en dan namen Arthur en Marsman het om beurten over. [1]
  2. (regering) (Europese Unie) overlegprocedure, in het wetgevend proces, tussen Parlement, Commissie en Raad
    • Als verdragsverplichtingen de EU niet kunnen dwingen opener te zijn, hoe ver komen we dan met transparantie 'met passende mate'? Misschien wordt dit zinnetje nog aangepast voordat de wet definitief wordt aangenomen. Maar om te weten of dat gebeurt, zullen wij de stemmingen moeten afwachten. Want de discussie over Timmermans' wetsvoorstel zal, hoe kan het ook anders, plaatsvinden achter gesloten deuren, in een trialoog. [2]