transponeren
- trans·po·ne·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overbrengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
transponeren |
transponeerde |
getransponeerd |
zwak -d | volledig |
transponeren overgankelijk
- (muziek) een muziekstuk geheel of gedeeltelijk in een andere toonsoort overzetten
- Deze sonate in G-groot is getransponeerd naar D grote terts.
1. in een andere toonsoort overzetten
- Het woord transponeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "transponeren" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "transponeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be