• trans·gres·sie
enkelvoud meervoud
naamwoord transgressie transgressies
verkleinwoord

de transgressiev

  1. (geologie) een fase waarin een deel van een continent door de zee overstroomd wordt
    • Het Noordzeebekken daalt daardoor verder, met een nieuwe, zeer grote transgressie in het Rupelien tot gevolg. De zee overspoelt Nederland en de noordelijke helft van België. [3] 
  2. (religie) een overtreding van goddelijke geboden of verboden
    • We bereiken haar door grensoverschrijding, door overtreding van verboden. Innerlijke ervaring en transgressie staan bij Bataille dan ook op één lijn.[4] 
61 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]