• over·tre·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord overtreding overtredingen
verkleinwoord overtredinkje overtredinkjes

de overtredingv

  1. (juridisch) een relatief licht strafbaar feit (Nederlands recht)
    • Hij kreeg een bekeuring voor zijn overtreding. 
  2. (juridisch) een politiestraf uitgesproken door de Politierechtbank (Belgisch recht)
  3. (sport) het zich niet houden aan een spelregel
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be