• ter·peen
enkelvoud meervoud
naamwoord terpeen terpenen
verkleinwoord - -

het terpeeno

  1. (scheikunde) een klasse organische moleculen afgeleid van isopreen, die in de veel planten, vooral coniferen, geproduceerd worden, maar ook in enkele zeldzame gevallen van dierlijke oorsprong kunnen zijn
    • Kamfer is een terpeen. 
26 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[2]