tegelzetter

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tegelzetter    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• te·gel·zet·ter

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van tegelzetten met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tegelzetter	tegelzetters
verkleinwoord	tegelzettertje	tegelzettertjes

Zelfstandig naamwoord

de tegelzetter m

1. (beroep) een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt

   • Hij is al jaren lang een toegewijde tegelzetter. 

Synoniemen

• vloerder (Vlaams), tegellegger

Vertalingen

    1. een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt   

Duits: Fliesenleger (de) m Engels: tiler (en) Frans: carreleur (fr) m Italiaans: piastrellista (it) m

Noors: fliselegger (no) m, flislegger (no) m Spaans: enlosador (es) m Turks: fayansçı (tr)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord tegelzetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.