• tech·no·craat
enkelvoud meervoud
naamwoord technocraat technocraten
verkleinwoord

de technocraatm

  1. iemand die zijn beslissingen maakt op basis van zakelijke en wetenschappelijke inzichten
    • Nadat premier Rutte vorige week de aftrap van zijn derde kabinet heeft gegeven, is deze week de beurt aan minister van Financiën Wopke Hoekstra (CDA). Ontpopt hij zich als technocraat of toch vooral politicus?[4] 
  2. (pejoratief) een ongevoelig iemand die geen rekening houdt met mensen
    • Er zijn niet veel schrijvers die over de techniek in romans en verhalen vertellen. — Ik ben zo'n barbaarse technocraat dat ik denk dat je ze kunt oplappen, alsof ze een Model T Ford zijn. [5] 
    • Decennia zijn ambtenaren beschimpt, weggezet als technocraten die niets doen óp kosten van mijn belastingcenten'. In werkelijkheid zijn topambtenaren nodig om te remmen dan wel te stimuleren, want de politici zelf zijn al te vaak slaven van de publieke opinie.[6] 
84 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. technocraat op website: Etymologiebank.nl
  3. "technocraat" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Volkskrant Joost de Vries 6 november 2017
  5. Zwagerman, Joost
    De ontdekking van de literatuur Vertaling door Dirk-Jan Arensman, W. Hansen, Ko Kooman, Ineke Mertens en Victor Schiferli[2013] ISBN 9789023425618 pagina 348
  6. Tubantia 2 oktober 2017
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be