• tech·no·cra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord technocratie technocratieën
verkleinwoord - -

de technocratiev

  1. bestuursvorm waarbij de beleidsmakers beslissen aan de hand van adviezen van deskundigen op deelterreinen, veelal wetenschappers of ingenieurs en minder op basis van ideologie
  2. heerschappij van technici of van de techniek
86 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]