damast tafellinnen
  • ta·fel·lin·nen
enkelvoud meervoud
naamwoord tafellinnen
verkleinwoord

het tafellinneno

  1. (huishouden) textiel dat men gebruikt tijdens het tafelen
    • Welbeschouwd verdient een groep fans van Harry Styles dan op zijn minst gesteven tafellinnen, kaarslicht en vioolmuziek bij hun pizza. Want hoewel het eveneens Britse tieneridool woensdagavond klokslag negen uur pas het podium van de Afas Live beklimt, zit een groep van volgens AT5 wel honderd meisjes daar nu al klaar. [2] 
    • Op 't Stift in Weerselo wordt zaterdag 8 december van 10.00 tot 17.00 uur een kleine, maar sfeervolle kerstmarkt gehouden; met glühwein, kerstdecoraties met bloemen, tafellinnen en sieraden. 's Middags is er midwinterhoornblazen. [3] 
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]