taalpolitiek
- taal·po·li·tiek
- samenstelling van taal en politiek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalpolitiek | - |
verkleinwoord | - | - |
de taalpolitiek v
- (taalkunde) (politiek) beleid om het gebruik van een taal te bevorderen of te reguleren, of de status van die taal te beïnvloeden
- De taalpolitiek van de overheid.
1. beleid om het gebruik van een taal te bevorderen of te reguleren, of de status van die taal te beïnvloeden
stellend | |
---|---|
onverbogen | taalpolitiek |
verbogen | taalpolitieke |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
taalpolitiek
- (politiek) betrekking hebbend op de taalpolitiek
- Een taalpolitieke kwestie.
- Het woord taalpolitiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.