tölten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van tölten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		tölten			te tölten
	toekomend		zullen tölten			te zullen tölten
voltooid	tegenwoordig		hebben getölt			te hebben getölt
	toekomend		getölt zullen hebben			getölt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	töltend		getölt			ev. tölt	mv. verouderd tölt	tölte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	tölt	tölt	tölt	tölt	tölt	tölten	tölten	tölten
verleden (o.v.t.)	töltte	töltte	töltte	töltte	töltte	töltten	töltten	töltten
toekomend (o.t.t.t.)	zal tölten	zult/zal tölten	zult/zal tölten	zult tölten	zal tölten	zullen tölten	zullen tölten	zullen tölten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou tölten	zou tölten	zou(dt) tölten	zoudt tölten	zou tölten	zouden tölten	zouden tölten	zouden tölten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getölt	hebt getölt	hebt/heeft getölt	hebt getölt	heeft getölt	hebben getölt	hebben getölt	hebben getölt
verleden (v.v.t.)	had getölt	had getölt	had getölt	hadt getölt	had getölt	hadden getölt	hadden getölt	hadden getölt
toekomend (v.t.t.t.)	zal getölt hebben	zal/zult getölt hebben	zult/zal getölt hebben	zult getölt hebben	zal getölt hebben	zullen getölt hebben	zullen getölt hebben	zullen getölt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getölt hebben	zou getölt hebben	zou/zoudt getölt hebben	zoudt getölt hebben	zou getölt hebben	zouden getölt hebben	zouden getölt hebben	zouden getölt hebben