surveilleren
- Geluid: surveilleren (hulp, bestand)
- IPA: /ˌsʏrvɛ'jerə(n)/, /ˌsyrvɛ'jerə(n)/
- sur·veil·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toezicht houden’ voor het eerst aangetroffen in 1810 [1]
- afgeleid van het Franse surveiller (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
surveilleren |
surveilleerde |
gesurveilleerd |
zwak -d | volledig |
surveilleren
- inergatief toezicht houden
- Ik moest surveilleren bij het eindexamen.
1. toezicht houden
- Het woord surveilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "surveilleren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "surveilleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ surveilleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be