Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·veil·lant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord surveillant surveillanten
verkleinwoord surveillantje surveillantjes

Zelfstandig naamwoord

de surveillantm

  1. iemand die (tijdens een examen) surveilleert (toezicht houdt)
    • De surveillant wist de vraag van de examenkandidaat zo gauw ook niet te beantwoorden.  [1]
  2. (beroep) politieambtenaar met een rang tussen aspirant en agent
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen