enkelvoud meervoud
proctor proctors

proctor

  1. (VS) surveillant; iemand die toezicht houdt tijdens een examen
  2. (VK) een bepaalde positie bij een universiteit
  3. (VK) (juridisch) iemand die bij bepaalde kerkelijke rechtzittingen als raadsman optreedt
vervoeging
onbepaalde wijs to  proctor 
he/she/it  proctors 
verleden tijd  proctored 
voltooid
deelwoord
 proctored 
onvoltooid
deelwoord
 proctoring 
gebiedende wijs  proctor 

proctor

  1. surveilleren
  2. (VK) (juridisch) als proctor optreedt