• suc·cur·sa·le
enkelvoud meervoud
naamwoord succursale succursalen
verkleinwoord

de succursalev / m

  1. (bedrijfskunde) vestiging die een ondersteunende functie heeft voor een grotere vestiging waaraan zij ondergeschikt is
     In ons land zijn de activiteiten inzake retailbankieren, ondergebracht in Deutsche Bank nv (ex-Crédit Lyonnais Bank België), al grotendeels gescheiden van het bankieren voor ondernemingen, gegroepeerd bij Deutsche Bank AG, een succursale van Deutsche Bank.[2]
  2. (religie) (rooms-katholiek) kerk die ondersteunende functie heeft voor de hoofdkerk van een parochie
     De kerk werd ingewijd op 15 april 1845. In 1853 werd ze verheven tot proosdij, in 1854 tot succursale en in 1856 als zelfstandige parochie erkend.[3]
14 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    sm
    “Deutsche Bank bouwt pan-Europese retailbank” (4 augustus 2000) op standaard.be
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Onze Lieve Vrouw van Bijstandkerk Lozer” op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be