• suc·cur·saal
enkelvoud meervoud
naamwoord succursaal succursalen
verkleinwoord

de succursaalv / m

  1. (bedrijfskunde) vestiging die een ondersteunende functie heeft voor een grotere vestiging waaraan zij ondergeschikt is
     "Over private banking bestaan veel misverstanden”, zegt Annick Haerens (58), directeur van het Belgische succursaal van de Luxemburgse private bank CBP Quilvest.[2]
  2. (religie) (rooms-katholiek) kerk die ondersteunende functie heeft voor de hoofdkerk van een parochie
     De fraaie paterskerk is daarmee tot een bijkerk, een succursaal, gedegradeerd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wieland De Hoon
    “Een carrière in private banking? 6 essentiële richtlijnen” (06/09/2019), De Standaard
  3.   Weblink bron
    J.L.N. Dijkstra
    “R.K. kerk Sint Cyriacus en Franciscus : Een stukje geschiedenis van de kerk aan het Grote Noord nr.15” op nrc.nl