succursaal
- Geluid: succursaal (hulp, bestand)
- IPA: / ˌsʏkʏrˈsal / (3 lettergrepen)
- suc·cur·saal
- van Frans succursale [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | succursaal | succursalen |
verkleinwoord |
- (bedrijfskunde) vestiging die een ondersteunende functie heeft voor een grotere vestiging waaraan zij ondergeschikt is
- ▸ "Over private banking bestaan veel misverstanden”, zegt Annick Haerens (58), directeur van het Belgische succursaal van de Luxemburgse private bank CBP Quilvest.[2]
- (religie) (rooms-katholiek) kerk die ondersteunende functie heeft voor de hoofdkerk van een parochie
- ▸ De fraaie paterskerk is daarmee tot een bijkerk, een succursaal, gedegradeerd.[3]
-
1. De succursaal in Wingene van de Jeugdinstelling De Zande in Ruiselede.
-
2. Dit kerkje in Pian Nava is een succursaal van de kerk in Bee .
- succursale (uitspraakvariant)
- [1] agentuur, bijhandelshuis, bijkantoor, dependance, depot, filiaal
- [2] bijkerk
- [1] hoofdkantoor
- [2] hoofdkerk
- Het woord 'succursaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Wieland De Hoon“Een carrière in private banking? 6 essentiële richtlijnen” (06/09/2019), De Standaard
- ↑ Weblink bron J.L.N. Dijkstra“R.K. kerk Sint Cyriacus en Franciscus : Een stukje geschiedenis van de kerk aan het Grote Noord nr.15” op nrc.nl