Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·te·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stoterig stoteriger stoterigst
verbogen stoterige stoterigere stoterigste
partitief stoterigs stoterigers -

Bijvoeglijk naamwoord

stoterig [1]

  1. niet helemaal vloeiend; met schokken
    • De overgangen tussen de elektrische en verbrandingsmotor verlopen soepel. En afgezien van een ietwat stoterig weggedrag op slecht wegdek merk je nauwelijks iets van het extra gewicht van de accu’s. [2] 
    • De ForTwo is een hippe tweezits stadauto met 82 pk motor. De langere vierpersoons Forfour is slechts 400 euro duurder. De ForTwo bestaat zelfs als cabrio, vanaf 26.807 euro.
      + Zeer wendbaar. Ook als vierpersoons en cabrio.
      - Stoterig veerkarakter. Nauwelijks bagageruimte. [3]
       
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen