• sten·tor·stem
enkelvoud meervoud
naamwoord stentorstem stentorstemmen
verkleinwoord

de stentorstemv / m

  1. luide, zware stem die boven alles uit komt
    • Maar Lodewijk, gepikeerd over hun wantrouwen, wat hij voor gebrek aan waardering hield, stond toen op en nam het woord. Dit keer niet als raadslid, maar als president-directeur van de Rotterdamsche. 'Indien u als raad van oordeel bent dat de tijd tot onderzoek niet voldoende is,' zei hij met een stentorstem, 'ondanks de verzekering dat bij het aangaan van de overeenkomst het belang der gemeente zeer zwaar bij mij heeft gewogen, dan bent u vrij om de beslissing uit te stellen. [3] 
    • ` Hééér De kreet kwam van ver, gedragen door de wind. Maarten herkende Hugo's stentorstem. [4] 
    • In een toespraak van een president of presidentskandidaat krijg je natuurlijk altijd maar enkele fragmenten te horen van zijn of haar beleidsplan, maar het gaat mij om de retoriek. Als ik in mijn eigen partij kijk, herinner ik me dat Willy De Clercq met zijn stentorstem een volledige zaal kon inpalmen. Karel De Gucht is ook heel eloquent, maar op een andere manier. In een tv-debat kan hij gestructureerd en met argumenten iemand van zijn ideeën overtuigen.'[5] 
    • Net als zijn tegenspelers Pavlo Hunka (generaal), Sara Jakubiak (Polina) en al die anderen zingt hij mooi, en zeker niet ongenuanceerd, maar zo luid dat het bijna hinderlijk is. De oudtante (de Duitse mezzo Renate Behle) is de enige die geen stentorstem opzet.[6] 
  • een stem als een klok
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. stentorstem op website: Etymologiebank.nl
  3. Haasnoot, Robert
    Langzame wals [2015] ISBN 978-90-445-0937-3 pagina 162
  4. Berg, Michael
    Hôtel du Lac [2011] ISBN 978-90-443-2989-6 pagina 66
  5. de Standaard 28 JUNI 2008 Rudi Smeets
  6. Volkskrant FRITS VAN DER WAA 13 december 2013,