drie mannen in een stemhokje
  • stem·hok·je
enkelvoud meervoud
naamwoord stemhok stemhokken
verkleinwoord stemhokje stemhokjes

het stemhokjeo dim. tant.

  1. een hokje waarin men zich af kan zonderen om bij een verkiezing zijn stem uit te brengen
    • Er stond een hele rij voor de stemhokjes. 

het stemhokjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stemhok
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be