stelt
- stelt
- In de betekenis van ‘loopstok’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
|
|
Sommige vormen zijn ongetwijfeld beïnvloed door het werkwoord (Germaans) *stalljan 'opstellen, plaatsen', Nederlands stellen, Duits stellen, Oudengels stellan.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stelt | stelten |
verkleinwoord | steltje | steltjes |
- lange stok met voetsteun waarmee je op grotere hoogte kunt lopen.
- Tijdens folkloristische optochten lopen soms verklede mensen op stelten mee.
1.
vervoeging van |
---|
stellen |
stelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stellen
- Jij stelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stellen
- Hij stelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stellen
- Stelt!
- Het woord stelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stelt" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "stelt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stelt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be