• span·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord spankracht
verkleinwoord

de spankrachtv / m

  1. inspanningsvermogen
    • Een ongezonde bevolking kan geen gezonde economie creëren. Een depressieve bevolking mist de spankracht om nieuwe ontwikkelingen aan te jagen. Dus hoe meer schuld, hoe ernstiger de neerwaartse spiraal waarin Griekenland zich bevindt. Als vrijwillig adviseur in de Griekse gezondheidszorg zie ik de gevolgen. Het wordt hoog tijd dat de Europese Gemeenschap dit erkent en tot steun overgaat. [1] 
  2. het vermogen om aan externe krachten weerstand te bieden
    • De spankracht van de verhoudingen tussen kabinet en oppositie wordt volop getest vandaag. Op het spel: belastingontwijking, de dividendbelasting en de Klimaatwet. [2] 
  3. (natuurkunde) elasticiteit
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Eelco Damen 13 juni 2015
  2. Volkskrant Raoul du Pré 8 november 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be