• rek·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord rekbaarheid rekbaarheden
verkleinwoord

de rekbaarheidv

  1. dat iets langer gemaakt kan worden zonder dat het kapot gaat
    • De 26-jarige Sara Geurts uit Minneapolis (Minnesota) lijdt aan het syndroom van Ehlers-Danlos. Ze ziet er daardoor veel ouder uit dan ze is. Door de ziekte heeft ze een enorm rekbare huid, waardoor deze uitgezakt en verrimpeld lijkt. [2] 
  2. (figuurlijk) niet al te star en stug van opvatting zijn waardoor je je kunt aanpassen aan de omgeving
    • De trainer weet dat de onvoorwaardelijke steun van het bestuur niet eindeloos rekbaar is. Na de match in Kortrijk registreerden tv-camera’s hoe René Weiler in een achterkamertje een hele uitleg gaf aan Van Holsbeeck. Tijdens zijn tv-interviews gingen Van Holsbeeck en Vanden Stock wel nog - letterlijk - pal achter Weiler staan, maar als de resultaten niet volgen en het protest woensdag in Westerlo (beker) en zaterdag op Waasland-Beveren aanzwelt, kan dit onhoudbaar worden. [3] 
    • Mijn ouders zijn in hun opvoeding altijd heel open geweest over de dood. Overleden goudvissen, katten en konijnen werden begraven en uitgebreid herdacht. Het is een wrange nalatenschap, de veerkracht en rekbaarheid van mijn emoties die er nu voor zorgt dat ik beter kan omgaan met hun afwezigheid. [4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 22-juni-2017
  3. de Standaard MAANDAG 18 SEPTEMBER 2017
  4. Volkskrant Mirthe Berentsen 13 mei 2017