• spaan·der
enkelvoud meervoud
naamwoord spaander spaanders
verkleinwoord spaandertje spaandertjes

de spaanderm [3]

  1. langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt
    • Rondom het houtblok bedekten spaanders de vloer. 
  • Geen spaander heel laten van
Vernietigende kritiek leveren op
  • Waar gehakt wordt, vallen spaanders
Waar gewerkt wordt, worden ook wel fouten gemaakt
93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]