1. Een Amerikaanse sounder
  • soun·der
enkelvoud meervoud
naamwoord sounder sounders
verkleinwoord

de sounderm

  1. (communicatie) (geschiedenis) apparaat waarmee men op het gehoor een telegram kan opnemen doordat de morsecode als geluid wordt weergegeven
      Morsetoestellen worden in Nederland op practisch alle kantoren aangetroffen. (…) In plaats van zichtbaar, worden de teekens soms hoorbaar gemeld; het schrijftoestel wordt dan vervangen door een klopper of sounder.[1]
30 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Swanenburg, B. & Nolet, W.
    “Leopold's Encyclopaedie. Deel 3 N-Z : Telegraaph” (1939/1940), Leopold, Den Haag, p. 645/646
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • [A] Afgeleid van het werkwoord sound met het achtervoegsel -er.
  • [B] Ontleend aan Frans sonder.
  • [C] Ontwikkeld uit Oudengels sunor.

[A] sounder

  1. iemand die een geluid voortbrengt, iets dat een geluid maakt
  2. (communicatie) (geschiedenis) sounder, apparaat waarmee men op het gehoor een telegram kan opnemen
  3. mv (medisch) (verouderd) stethoscoop

[B] sounder

  1. (scheepvaart) sonde, peilapparaat
  2. (scheepvaart) de bediener van de sonde, peiler
  3. (visserij) sonarapparaat om vissen in de zee waar te nemen

[C] sounder

  1. (jachttaal) rotte, groep wilde zwijnen geleid door een ervaren zeug

sounder sounder

  1. vergrotende trap van sound