Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snel·wan·de·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snelwandelen
snelwandelde
gesnelwandeld
zwak -d volledig

Werkwoord

snelwandelen

  1. (sport) loopnummer in de atletiek, waarbij men wandelt, dus niet rent en waarbij (in tegenstelling tot hardlopen) het contact van minimaal één voet met de grond dient te worden gehouden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be