snelwandelaar
  • snel·wan·de·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord snelwandelaar snelwandelaars
verkleinwoord

de snelwandelaarm

  1. iemand die aan snelwandelen doet
     Met de motoriek van een snelwandelaar liep Quispel naar het eindpunt van lijn 25.[1]
     De hitte is de Oekraïense snelwandelaar Marjan Zakalnytsky te veel geworden[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Ook snelwandelaars bevangen door hitte op WK in Doha” (29-09-2019), NOS