• sneeuw·vlok
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwvlok sneeuwvlokken
verkleinwoord (sneeuwvlokje) (sneeuwvlokjes)

de sneeuwvlokv / m

  1. (meteorologie) een kleine massa aaneengehechte sneeuwkristallen
    • Er zijn een paar sneeuwvlokjes gevallen, maar er bleef niets liggen. 
     Door een kier onder de deur kwamen er steeds sneeuwvlokken naar binnen gewaaid en ik voelde mijn slaapzak langzaam vochtig worden.[1]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be