sneep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sneep
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van snepen ww of sneb zn , een verwijzing naar de vooruit stekende snuit; in de betekenis van ‘beenvis’ aangetroffen vanaf 1682 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneep | snepen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sneep m
- (straalvinnigen) bepaald soort vis die in de middenloop van een rivier leeft, Chondrostoma nasus
- Maatregelen die het voorkomen van de sneep bevorderen zijn het aanbrengen van schone grindbeddingen in de Grensmaas, het opheffen van barrières bij stuwen en de aanleg van nevengeulen die als opgroeigebieden kunnen dienen.
Synoniemen
Hyperoniemen
- eigenlijke karpers, karperachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. bepaald soort vis die in de middenloop van een rivier leeft, Chondrostoma nasus
Gangbaarheid
- Het woord sneep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sneep" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sneep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "sneep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be