snappen
- snap·pen
- In de betekenis van ‘babbelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1437 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snappen |
snapte |
gesnapt[2] |
zwak -t | volledig |
snappen
- overgankelijk vatten in de zin van begrijpen, doorhebben
- Ik snap er niets van.
- ▸ Pas als je ook een goede conditie hebt en snapt hoe de zee en stromingen werken, is het echt veilig."[3]
- overgankelijk iemand vatten terwijl die met iets ongeoorloofds bezig is, betrappen
- De dief werd gesnapt.
- (verouderd) babbelen, kletsen
- De jonge meisjes stonden te snappen en tusschen beide zacht te gigchelen, maar zij deden het stilletjes in een hoek, en met de hand voor den mond
- [2] ontsnappen
1. iets vatten in de zin van begrijpen, doorhebben
- Het woord snappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snappen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "snappen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Soms komt ook de pseudovorm gesnopen voor.
- ↑ Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
snappen
- snappen; iets vatten in de zin van begrijpen, doorhebben
snappen
- snappen; iets vatten in de zin van begrijpen, doorhebben