smirten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van smirten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		smirten			te smirten
	toekomend		zullen smirten			te zullen smirten
voltooid	tegenwoordig		gesmirt			te gesmirt
	toekomend		gesmirt zullen			gesmirt te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	smirtend		gesmirt			ev. smirt	mv. verouderd smirt	smirte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	smirt	smirt	smirt	smirt	smirt	smirten	smirten	smirten
verleden (o.v.t.)	smirtte	smirtte	smirtte	smirtte	smirtte	smirtten	smirtten	smirtten
toekomend (o.t.t.t.)	zal smirten	zult/zal smirten	zult/zal smirten	zult smirten	zal smirten	zullen smirten	zullen smirten	zullen smirten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou smirten	zou smirten	zou(dt) smirten	zoudt smirten	zou smirten	zouden smirten	zouden smirten	zouden smirten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij