• smeu·lend
vervoeging van: smeulen
verbogen vorm: smeulende

smeulend

  1. onvoltooid deelwoord van smeulen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen smeulend smeulender smeulendst
verbogen smeulende smeulendere smeulendste
partitief smeulends smeulenders -

smeulend

  1. langzaam doorbrandend
    • Ook bij Boksem strijden opluchting en zorgen om voorrang. Het doorgaan van het vreugdevuur is immers aan strenge voorwaarden verbonden, zoals tank- of gierwagens met voldoende water op het terrein. En bewaking voor het geval er nog smeulende resten zijn die opnieuw oplaaien. [1] 
    • Hoofdschuddend staan Paul Klein Goldewijk en Wilfried Klein Gunnewiek van de organisatie bij de smeulende houtresten op De Maat. Hier en daar brandt nog een plukje, een stevige wind blaast de witte dampen richting woonwijk Op De Bleek. [2] 
  2. in het geheim; in het verborgene