Een boterham met smeerkaas
  • smeer·kaas
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘smeerbare kaas’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • samenstelling van  smeer ww  en  kaas  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord smeerkaas smeerkazen
verkleinwoord smeerkaasje smeerkaasjes

de smeerkaasm

  1. (voeding) een zacht soort kaas dat uitgesmeerd kan worden op bijvoorbeeld brood
    • Ik doe vaak smeerkaas op m'n brood. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]