smear
- smear
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to smear |
he/she/it | smears |
verleden tijd | smeared |
voltooid deelwoord |
smeared |
onvoltooid deelwoord |
smearing |
gebiedende wijs | smear |
smear
- onovergankelijk vies,vuil worden
- onovergankelijk afgeven [2] (v.e. substantie e.d.)
- overgankelijk smeren, uitsmeren
- overgankelijk besmeuren, bevlekken
- overgankelijk, (figuurlijk) bezoedelen, door het slijk halen, verdacht maken
- Het Nederlandse smeercampagne is vermoedelijk een onjuiste vertaling van smear campaign, waarin "smear" (hier in bet. 5) ten onrechte letterlijk als "smeren" is vertaald
enkelvoud | meervoud |
---|---|
smear | smears |
smear
- smet, vlek
- (figuurlijk) (valse) beschuldiging, aantijging, verdachtmaking
- (wetenschap) microscoopmonster
- (communicatie) verstoring (op radio of tv)
- (muziek) glissando (bij jazz)