• glis·san·do
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: met een vlotte voordracht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1] [2]

glissando [3]

  1. (muziek) (bij strijkinstrumenten) met vlotte voordracht zonder accentuering
  2. (muziek) (op een piano) vlot spelend door met de nagelzijde van de vingers over de toetsen te strijken
  3. (muziek) (op blaasinstrumenten) met overgaan van de ene toon op de andere
33 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[4]