slum
 
slum
  • slum
enkelvoud meervoud
naamwoord slum slums
verkleinwoord

de slumm

  1. een wijk waar mensen wonen die door geldgebrek of woningnood geen betere woning kunnen krijgen
    • Wat vinden jullie van slum tourism?' vroeg de Italiaanse Marco.
      Wat is dat?' vroeg de Nederlandse Marco. 'Achterbuurten bezoeken?' [1]
       
    • Volgende keer mij bellen, vriend! Ik ken de krochten van de Algarve, de eenbenige hoeren en de drugsdealers, de crackhuizen en de Angolese transgenderfadista’s, de hanengevechten in de slums van Lagos. [2] 
27 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]
  1. Pfeiffer, Ilja Leonard
    "Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 117
  2. HP de Tijd 06/01 | 2017 Arthur van Amerongen Hoeren & snoeren in de Algarve: het afvoerputje van Europa
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
slum slums

slum

  1. achterbuurt, armenwijk krottenwijk, armoedige of en/vervallen buurt, sloppenwijk
  2. (informeel) rommel, rotzooi, smeerboel
vervoeging
onbepaalde wijs to  slum 
he/she/it  slums 
verleden tijd  slummed 
voltooid
deelwoord
 slammed 
onvoltooid
deelwoord
 slumming 
gebiedende wijs  slum 

slum

  1. inergatief een wandeling door een slum [1] maken
  2. inergatief sociaal werk verrichten in een slum [1]
  3. inergatief een armoedig leven leiden
stellend vergrotend overtreffend
slum slummer slummest

slum

  1. armoedig