• sle·de
  • In de betekenis van ‘voertuig op ribben’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1266 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord slede sleden, sledes
verkleinwoord - -

de sledev / m

  1. slee
    • Slede is meer schrijftaal en slee meer spreektaal. 
  2. (elektronica) bewegende contactpunt in potmeter
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]