Nederlands

 
sledehonden
 
sledehonden in Nederland
Uitspraak
Woordafbreking
  • sle·de·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sledehond sledehonden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sledehondm

  1. een hond die samen met andere honden een slee trekt
    • .... en sneeuw waarop de sledehonden, ondanks alle pogingen ze het af te leren, hebben gepist.[1] 
    • Toch is het hoogzomer. Groenlandse meisjes joggen door de straten van het havenstadje, een jong stel duwt een kinderwagen voort. Sledehonden liggen te soezen in de zon. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Adams, Douglas Eoin Colfer
    Tot ziens en bedankt voor de vis [2010] ISBN 978-90-225-5615-3 pagina 13
  2. de Standaard ZATERDAG 7 OKTOBER 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be