Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleigh
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
sleigh sleighs

Zelfstandig naamwoord

sleigh

  1. (verkeer) slee
    «Dashing through the snow
    On a one-horse open sleigh,
    Over the fields we go,
    Laughing all the way;»
    Flitsend door de sneeuw
    in een open slee getrokken door één paard
    gaan we de velden over
    en lachen de hele rit;
    Jingle Bells  , kerstliedje