2. Twee slavinken met rijst en groente.
  • sla·vink
enkelvoud meervoud
naamwoord slavink slavinken
verkleinwoord slavinkje slavinkjes

de slavinkv / m

  1. (voeding) rolletje gehakt (gemalen en gekruid) met een lapje spek erom
99 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]